Tussen 25 september 2024 en 7 december 2024 fietste de man door Schalkhaar en Zutphen. In speeltuinen of op straat sprak hij jonge kinderen aan en stelde ze onder andere vragen naar de kleur van hun onderbroeken, of zij hun onderbroeken wilden laten zien en of zij zijn onderbroek of geslachtsdeel wilden zien. Op 6 oktober 2024 randde de man een 9-jarig meisje aan in Bathmen. De aanranding werd voorafgegaan door en ging vergezeld van dwang. Op 12 oktober 2024 randde hij een 5-jarige meisje aan in Zutphen. De aanranding werd voorafgegaan en ging vergezeld van dwang en geweld. Ook toonde de man zijn geslachtsdeel aan het meisje. Op 7 december 2024 randde hij een 8-jarig meisje aan in Zutphen.
Indringend seksueel benaderen
De advocaat van de man stelde dat er in de gevallen van de verweten 'sexchatting' geen sprake was van indringend seksueel benaderen, omdat de ontmoetingen tussen de man en de kinderen van korte duur waren en plaatsvonden in de openbare ruimte. De rechtbank oordeelt dat - kijkend naar het leeftijdsverschil tussen de man en de kinderen - sprake is van een fysieke overmacht van de man. Het afstappen op de spelende kinderen vindt de rechtbank naar haar uiterlijke verschijningsvorm ook indringend. Het stellen van de vragen naar onderbroeken en geslachtsdelen - die de man tijdens de zitting bekende - vindt de rechtbank een benadering van seksuele aard. Ondanks dat de duur en frequentie van het contact per aangesproken kind/kinderen relatief kort was, doet dit niets af aan de intensiteit van het afstappen op de kinderen en het overvallen van de kinderen door het stellen van de seksueel getinte vragen van de man.
Schakelbewijs
De man ontkende dat hij op 12 oktober 2024 in Zutphen het 5-jarige meisje en haar broer had aangesproken, het meisje had aangerand, zijn geslachtsdeel aan het meisje had getoond en de broer indringend seksueel had benaderd. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een overeenkomende modus operandi ten aanzien van de delicten. Daarbij kijkt ze naar de context waarbinnen zij zich hebben voorgedaan en de specifieke handelwijze van de man. De rechtbank oordeelt dat hij de man was die bij de jongen en het meisje in de speeltuin was en de door hen beschreven uitspraken had gedaan en handelingen verrichtte. Anders dan door de advocaat gesteld, vindt de rechtbank dat de verklaringen van het meisje en haar broer betrouwbaar zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank kan niet vaststellen dat de man bij het 5-jarige meisje is binnengedrongen. Ze spreekt de Deventernaar daarom vrij van verkrachting. De andere feiten vindt de rechtbank wel bewezen.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Deskundigen constateerden tijdens hun onderzoek dat de man aan meerdere stoornissen lijdt. Net als deze deskundigen oordeelt de rechtbank dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was toen hij de feiten pleegde. De rechtbank neemt dit mee bij het bepalen van de straf.
Straf conform eis
De rechtbank legt een straf op die gelijk is aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet - anders dan de advocaat - geen andere mogelijkheid dan het opleggen van tbs met dwangverpleging. Alleen een celstraf opleggen is geen optie, kijkend naar de kans op herhaling en de vastgestelde stoornis. Een behandeling in een voorwaardelijk kader is geen optie vanwege gebrek aan inzicht en het risico van schijnaanpassing bij de man. Eerdere zedenbehandeling weerhield de man niet om opnieuw zedenfeiten te plegen. Bovendien liep de man in twee proeftijden. Behandeling om herhaling te voorkomen is echter wel noodzakelijk, zeker nu hij eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Dit betekent dat alleen de maatregel van tbs met dwangverpleging overblijft. De rechtbank legt naast deze maatregel een onvoorwaardelijke celstraf van 4 jaar op aan de man. Ook moet hij twee eerdere voorwaardelijk opgelegde celstraffen (van 12 en 15 maanden) uitzitten.

9.9 ℃



















